Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hebben de heerlijkheid [56]des onverderfelijken Gods [57]veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens, en van gevogelte, en van viervoetige en kruipende [gedierten]. 56. Dat is, die niet alleen in wezen, maar ook in eigenschappen onveranderlijk is. 57. Of, verwisseld voor de gelijkenis; dat is voor een beeld, dat naar de gelijkenis van een sterflijk mens gemaakt is, ja ook van gevogelte, enz. Zie Lev.27:10; Ps.106:20; Jer.2:11; want dat al deze soorten van afgoderij onder de heidenen gebruikelijk zijn geweest, is openbaar uit hunne schriften. Zie ook Deut.4:15, enz.; Hand.17:29, enz.